Door: Jeroen Imants
Als grootouders willen we allemaal het beste voor onze kleinkinderen. Daarbij gaat het onder andere om een zo hoog mogelijk diploma. Cijfers van het CBS laten zien dat de hoogte van het eindonderwijs samenhangt met de kwaliteit van leven, zoals kansen op een goed inkomen, goede gezondheid en lange levensduur. Die verschillen in kansen zijn behoorlijk groot. Het inzetten op een hoog diploma voor je kleinkinderen is daarom een begrijpelijke keuze. Om dat te bereiken wordt steeds vaker gebruik gemaakt van bijlessen, huiswerkklassen en examentraining. Als grootouder kun je op allerlei manieren meedenken en meepraten over de meest geschikte aanpak voor je kleinkinderen. Dit Venster geeft daarvoor enkele vragen, tips en overwegingen.
De afgelopen maand zijn bijles, huiswerkklas en examentraining regelmatig in het nieuws geweest. De aanleiding was een advies van de Onderwijsraad over publiek en privaat onderwijs. Privaat onderwijs wordt verzorgd naast het publiek basis- en voortgezet onderwijs. Het publiek onderwijs wordt met overheidsgeld bekostigd. Het privaat onderwijs wordt op andere manieren bekostigd, vaak door de ouders. Het privaat onderwijs heeft in de afgelopen jaren een enorme groei doorgemaakt. In 2017 waren de uitgaven van huishoudens aan dit onderwijs ongeveer 200 miljoen euro (daarin zijn de uitgaven voor privéscholen niet meegeteld). In het voortgezet onderwijs maakt naar schatting 1 op 3 gezinnen gebruik van bijlessen, huiswerkbegeleiding en examentraining. Het zijn vooral hoger opgeleide ouders die investeren in privaatonderwijs voor hun kinderen, met name voorafgaand aan de examens.
De groei van het aantal hoger opgeleiden neemt tegenwoordig af. Voor toelating tot het hoger onderwijs is een diploma van havo of vwo vereist. Aan het eind van de basisschool is voor toelating tot havo of vwo een hoge score op een landelijke toets vereist met een hoog schooladvies. Al meerdere jaren gaat ruim 50% van de leerlingen naar het vmbo, en een kleine 50% naar havo en vwo. In die 50-/50+ verdeling komt weinig verandering. Het is dringen geblazen voor zo hoog mogelijke schooladviezen en eindexamens.
Het is daarom begrijpelijk dat veel ouders kiezen voor de mogelijkheid van bijlessen, huiswerkbegeleiding en examentraining. De verwachting is dat deze investering zal leiden tot een zo hoog mogelijke schoolloopbaan van de kinderen. Daarmee is de groei van het privaat onderwijs voor een belangrijk deel verklaard. Bij deze groei kunnen wel enkele vragen worden gesteld, die in gesprekken tussen kinderen, jongeren, ouders en grootouders een rol kunnen spelen.
De eerste vraag gaat over ‘wie betaalt’ en ‘waarvoor wordt betaald’.
Basis- en voortgezet onderwijs worden betaald uit publieke middelen van de landelijke overheid en de gemeenten. Het privaat onderwijs wordt doorgaans betaald door de ouders. Maar er treedt ook vermenging op. Zo stellen scholen hun schoolruimte ter beschikking aan aanbieders van bijles, begeleiding en training. Ook zijn er scholen die bemiddelen voor bepaalde aanbieders door folders te verspreiden. Doorgaans zullen ouders blij zijn met de extra mogelijkheid voor bijles, begeleiding en training. De vraag is echter waar de ouders precies voor betalen en hoe de medewerkers van de aanbieders gekwalificeerd zijn.
De tweede vraag gaat over ‘wie bewaakt’.
Voor het publiek onderwijs stelt de overheid eisen aan de kwaliteit. De Inspectie van het Onderwijs houdt in de gaten of scholen voldoen aan deze kwaliteitseisen. (Groot)ouders en leerlingen kunnen deze gegevens voor elke school vinden op de website van de inspectie. Voor het privaatonderwijs ontbreekt dit toezicht op de kwaliteit met openbare verantwoording. Doorgaans zullen de medewerkers in het privaatonderwijs hun werk met de beste bedoelingen verrichten. Dan blijft nog de vraag wat de kwaliteit is van het geleverde werk, en hoe de ouders en leerlingen daarover geïnformeerd worden.
De derde vraag is ‘wat levert het op’.
Tot nu toe heeft serieus onderzoek in meerdere landen niet kunnen aantonen dat privaat onderwijs in aanvulling op publiek onderwijs leidt tot betere schoolresultaten van de leerlingen. Welgemeende succesverhalen over het positief effect voor individuele kinderen kunnen niets afdoen aan het gegeven dat we in het algemeen op dit moment weinig weten over de daadwerkelijke opbrengsten. De vraag is of aanbieders van privaatonderwijs, en de scholen die daarvoor bemiddelen, aan de ouders en de leerlingen overtuigende resultaten kunnen laten zien van de opbrengsten bij de leerlingen.
Tips voor (groot)ouders
Laat je informeren over de samenstelling van de kosten voor de begeleiding en over de kwalificaties van de medewerkers, vergelijk meerdere aanbieders, ga na of de begeleiding eigenlijk kosteloos door de school zelf geleverd zou moeten worden, en als laatste stap, ga eventueel op zoek naar een andere school.
Laat je informeren over de kwaliteit van de begeleiding. Worden criteria gehanteerd voor de kwaliteit van de begeleiding, wordt toegezien op handhaving van de criteria, wat zijn mogelijkheden voor leerlingen en ouders om wensen en klachten kenbaar te maken en wat gebeurt daarmee?
Laat je informeren over de resultaten van de begeleiding. Ga na of de aanbieder (en eventueel de bemiddelende school) daarover betrouwbare informatie heeft (in onderscheid met succesverhalen van enkele individuele deelnemers). Informeer bij meerdere ouders naar hun ervaringen met dezelfde aanbieder. Houd rekening met de mogelijkheid dat ouders met negatieve ervaringen daar in eerste instantie liever niet over vertellen.
De huidige jongere generaties (25-45 jaar) zijn hoger opgeleid (meer dan 45%) dan de oudere generatie (65-75 jaar, 22%). Sociale stijging via hogere opleiding is lange tijd een normaal verschijnsel geweest. Toch zal het steeds normaler worden dat kinderen minder hoog opgeleid zijn dan hun ouders. De reden daarvoor is simpel. De omvang van het aantal hoger opgeleiden groeit niet meer zo sterk. Het is nauwelijks voorstelbaar wat het effect zou zijn van een beroepsbevolking met alleen maar universitair geschoolden.
De afgelopen jaren is er veel aandacht voor het verlies van plaatsen op internationale ranglijsten voor het Nederlandse onderwijs. Echter, het Nederlandse middelbaar beroepsonderwijs heeft internationaal een goede naam. De arbeidsmarkt zit te springen om jonge mensen met mbo diploma’s. Het overgrote deel van de mbo studenten krijgt toegang tot de opleiding met hun vmbo diploma. De ‘koninklijke weg’ voor laatbloeiers loopt van vmbo via het mbo naar hoger onderwijs.
Het predicaat ‘lager opgeleid’ zou niet van toepassing moeten zijn op mbo en vmbo. Het beroepsonderwijs verdient positieve waardering als een leeromgeving voor ruim de helft van onze kinderen en jongeren.
In Zuid-Korea is het eerder regel dan uitzondering dat leerlingen bijles krijgen. Wanneer je als ouder niet investeert in bijlessen voor je kind(eren) wordt je beschouwd als een ouder die te weinig voor de kinderen over heeft. Dus vrijwel alle kinderen gaan naast school ook naar privaatonderwijs.
Nederlandse jongeren, vooral meisjes, ervaren sterke druk van hoge verwachtingen. De vraag is waar voor onze kleinkinderen de balans ligt tussen druk om cognitief te presteren op school en welbevinden en ontwikkeling binnen en buiten de school. Iedereen maakt daarin eigen afwegingen.
Tot slot een punt dat gaat in de richting van een principiële overweging. Van het onderwijs wordt verwacht dat het gelijke kansen biedt, ongeacht afkomst, sekse, etc. De opkomst van privaatonderwijs stelt nieuwe vragen bij het principe van gelijke kansen. Voor wie er meer over wil weten is het advies van de Onderwijsraad aanbevolen leesstof.
Bronnen
Centraal Bureau voor de Statistiek (2021). https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2020/21/monitor-brede-welvaart-de-sustainable-development-goals-2020
Elffers, L. & Jansen, D. (2019). https://www.nro.nl/sites/nro/files/migrate/rapport-schaduwonderwijs-Elffers-Jansen-2019.pdf
Onderwijsraad (2021). https://www.onderwijsraad.nl/publicaties/adviezen/2021/12/07/publiek-
karakter-voorop